Aangezien BMW geen middenklassewagen had, werd de Oostenrijker Wolfgang Denzel aangesproken om deze tekortkoming op te lossen. Denzel wendde zich tot zijn vriend Giovanni Michelotti uit Turijn, die met een geslaagd ontwerp voor de dag kwam. De R67-motorfietsmotor werd van 582 cc naar 697 cc gebracht en vele onderdelen kwamen nog van de BMW 600.
Op de IAA van 1959 werden zowel de limousine- als de coupéversie aan het publiek voorgesteld. Het wagentje sloeg aan bij het koperspubliek en op het einde van de beurs noteerde BMW 30.000 koopopties. 30.000 wagens per jaar vonden een eigenaar en de carrosseriebouw gebeurde zelfs in ons land. Montagefabrieken werden opgestart in Italië, Griekenland en de V.S. In Argentinië werd tot eind van de zestiger jaren de BMW 700 sport in licentie verder gebouwd.
In 1960 kwam de 700 Sport uit, aanvankelijk als coupé maar vanaf 1961 ook als cabriolet (van Baur). Deze wagens hadden een 40 pk motor onder de kap en werden daarom ook wel eens arbeiders Porsches genoemd.
Vanaf 1961 kregen de coupé en de cabrio een elegantere outfit en mooiere lakkleuren. Begin 1962 kwam de LS-limousine op de markt met een 16 cm langere carrosserie en een 32 pk motor. Eind september 1964 tot het productie-einde in 1967 produceerde men ook nog de 700 LS-Coupé (lange coupé), maar met slechts 2.592 gebouwde exemplaren was dit een flop.